Naar boven ↑

Annotatie

Daniëlle Roelands-Fransen
1 mei 2018

Rechtspraak

Maasdriel/omgevingsvergunningen onbemand tankstation
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Locatie 's-Gravenhage), 9 december 2015
ECLI:NL:RVS:2015:3762

1. Hoewel de Wabo inmiddels ruim vijf en een half jaar geldt, leidt het principe van de onlosmakelijke samenhang nog steeds tot interessante jurisprudentie. In deze uitspraak geeft de Afdeling bestuursrechtspraak op heldere wijze aan hoe hiermee omgegaan dient te worden in verschillende situaties. Om de crux van de uitspraak goed te begrijpen, worden allereerst de in de uitspraak relevante vergunningaanvragen en besluiten genoemd:

– oprichtingsvergunning van 6 december 2011 voor onbemand tankstation (art. 2.1 lid 1 onderdeel e Wabo);

– veranderingsvergunning voor onbemand tankstation (art. 2.1 lid 1 onderdeel e Wabo): op 9 mei 2012 aangevraagd en op 26 juli 2012 verleend;

– bouw- en aanlegvergunning voor een ondergrondse brandstoftank (art. 2.1 lid 1 onderdeel a en b Wabo): op 26 maart 2013 aangevraagd en op 8 oktober 2013 verleend.

2. In hoger beroep wordt duidelijk dat zowel het veranderen van de inrichting als de bouw- en aanlegvergunning tevens strijdigheid met het bestemmingsplan oplevert. Noch bij de veranderingsvergunning noch bij de bouw- en aanlegvergunning is echter een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 lid 1 onderdeel c Wabo aangevraagd.

3. De Afdeling zet op heldere wijze uiteen wanneer artikel 2.7 lid 1 Wabo – het artikel dat bepaalt dat de aanvrager er zorg voor dient te dragen dat de aanvraag betrekking heeft op alle onlosmakelijke activiteiten binnen het betrokken project – van toepassing is en wanneer dit niet het geval is.

4. Ten aanzien van de veranderingsvergunning oordeelt de Afdeling dat hierop in beginsel de reguliere procedure van toepassing was waardoor bij het verstrijken van de beslistermijn een vergunning van rechtswege kon ontstaan. Dit laat volgens de Afdeling echter onverlet dat de beschikking van rechtswege niet in overeenstemming is met artikel 2.7 lid 1 Wabo omdat het veranderen van een inrichting waarbij strijdigheid ontstaat met een bestemmingsplan als onlosmakelijk verbonden activiteiten moeten worden aangemerkt. De Afdeling bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders daarom de vergunning van rechtswege had moeten herroepen en de aanvrager in de gelegenheid had moeten stellen om de aanvraag aan te vullen. Indien daarvan geen gebruik zou zijn gemaakt, had de aanvraag buiten behandeling moeten worden gelaten.

5. Voor de bouw- en aanlegvergunning geldt echter iets anders. Omdat het realiseren van een ondergrondse brandstoftank op de nieuwe locatie leidt tot strijdigheid met het bestemmingsplan, bepalen artikel 2.10 lid 2 en artikel 2.11 lid 2 Wabo dat de aanvraag van rechtswege mede betrekking heeft op een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onderdeel c Wabo (strijdig gebruik). Toepassing van artikel 2.7 lid 1 Wabo is daarom niet aan de orde en van een omgevingsvergunning van rechtswege kan evenmin sprake zijn aangezien op de voorbereiding van de aanvraag de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is.

6. Tot slot constateert de Afdeling dat de aanvraag van 26 maart 2013 (bouw- en aanlegvergunning) evenmin betrekking heeft op de activiteit milieu, zodat de aanvraag in strijd met artikel 2.7 lid 1 Wabo eveneens zou moeten worden aangevuld.

7. Met deze uitspraak maakt de Afdeling nog weer eens duidelijk dat artikel 2.7 lid 1 Wabo weliswaar niet voorkomt dat een vergunning van rechtswege kan worden verleend, maar uiteindelijk wel grond voor vernietiging van een besluit of beslissing op bezwaar oplevert wanneer de aanvraag nadien niet is aangevuld en de van rechtswege verleende omgevingsvergunning dus niet wordt gerepareerd.

8. De Afdeling vernietigt in dit geval de uitspraak van de rechtbank, herroept de besluiten en geeft partijen ter voorlichting als opdracht mee dat ofwel de aanvraag van 9 mei 2012 ofwel de aanvraag van 26 maart 2013 op zodanige wijze zal moeten worden aangevuld dat de aanvraag ziet op alle onlosmakelijk verbonden activiteiten – bouwen, aanleggen, strijdig gebruik en veranderen van een inrichting – waarop vervolgens met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure kan worden besloten. Daar valt geen speld tussen te krijgen!