Naar boven ↑

Annotatie

Daniëlle Roelands-Fransen
1 mei 2018

Rechtspraak

Hendrik-Ido-Ambacht/bestemmingsplan 'Ambachtsezoom'
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Locatie 's-Gravenhage), 16 december 2015
ECLI:NL:RVS:2015:3887

1. De Ladder voor duurzame verstedelijking blijft de gemoederen bezighouden. In ABRvS 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3887 ging het mis op het onderdeel ‘bestaand stedelijk gebied’ zoals bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onderdeel h Bro. Wat was er aan de hand?

2. Het bestemmingsplan ‘Ambachtsezoom’ voorzag in de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein in een gebied dat grotendeels onbebouwd was, waar de gronden merendeels een agrarische bestemming hadden met bedrijfsbebouwing deels in de vorm van kassen en een enkele bedrijfswoning. In het kader van de toets aan artikel 3.1.6 lid 2 Bro was de raad er bij de vaststelling van het bestemmingsplan van uitgegaan dat het plangebied als bestaand stedelijk gebied diende te worden aangemerkt ten gevolge waarvan een toets aan trede 2 (kan worden voorzien in behoefte binnen bestaand stedelijk gebied) en trede 3 (is locatie bedrijventerrein multimodaal ontsloten) van de Ladder voor duurzame verstedelijking achterwege was gebleven. Tegelijkertijd stelde de raad dat het plan niet in strijd was met de Verordening Ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland nu de provincie het plangebied ook aanmerkte als bestaand stedelijk gebied. Het plangebied was in de Visie ruimte en mobiliteit aangemerkt als bestaand stedelijk gebied en uit een brief van 2 juni 2015 van gedeputeerde staten zou eveneens volgen dat de provincie het plangebied aanmerkt als bestaand stedelijk gebied.

3. De Afdeling bestuursrechtspraak gaat in deze uitleg niet mee en stelt onder verwijzing naar de definitie van bestaand stedelijk gebied in artikel 2.1.1 lid 2 van de Verordening Ruimte 2014 en artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onderdeel h Bro dat het gebied – vanwege de inrichting ervan – niet kan worden aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. Met inachtneming van ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan ‘Ambtachtsezoom’ reeds voorhanden zijnde jurisprudentie, is dit geen verrassende uitkomst. Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak inzake Spoorallee Elst (ABRvS 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4206).

4. Dit oordeel lag echter ook voor de hand door een nogal bijzondere processtrategie van de gemeente in kwestie. Die had na de vaststelling van het bestemmingsplan, maar hangende beroep, blijkens de uitspraak namelijk erkend dat het plangebied ten onrechte als bestaand stedelijk gebied was aangemerkt. De gemeente had bovendien een aanvullend ladderonderzoek laten uitvoeren waarin werd aangetoond dat in de behoefte aan nieuw bedrijventerrein niet kon worden voorzien binnen bestaand stedelijk gebied. Het is alleen niet duidelijk waarom de gemeente hangende beroep deze ‘draai’ heeft gemaakt. Appellanten hadden namelijk in beroep ook aangevoerd dat omdat geen sprake was van bestaand stedelijk gebied, de ontwikkeling in strijd zou zijn met de Verordening Ruimte 2014 aangezien op grond van de verordening een locatie gelegen buiten bestaand stedelijk gebied in het Programma Ruimte van de provincie zou moeten zijn opgenomen. Vast stond dat het plangebied niet was opgenomen in het Programma Ruimte.

5. Deze omstandigheid leidt ertoe dat hoewel de laddertoets hangende beroep kon worden gerepareerd, de gemeente er daarbij aan voorbij is gegaan dat door het innemen van dit gewijzigde standpunt zij zelf een strijdigheid met de Verordening Ruimte 2014 zou erkennen. Nu uit de uitspraak volgt dat niet duidelijk is welk standpunt provinciale staten ten aanzien van deze gewenste ontwikkeling van het bedrijventerrein innemen, vernietigt de Afdeling bestuursrechtspraak het gehele plan zonder mogelijkheid om een en ander in een bestuurlijke lus te repareren.

6. Deze uitspraak illustreert daarom dat het in het bestuursrecht niet alleen gaat om de juiste toepassing van de wet- en regelgeving maar dat het bepalen van een juiste processtrategie minstens zo belangrijk is.

7. Ondanks de volledige vernietiging van het bestemmingsplan, verdient overigens nog wel bijzondere vermelding dat de Afdeling bestuursrechtspraak het gemeentebestuur nog een ‘tip’ geeft in het kader van de reparatie van dit vernietigde bestemmingsplan. De Afdeling merkt ten overvloede namelijk op dat uit de plantoelichting niet blijkt dat de door het plan mogelijk gemaakte ontsluitingen en de mogelijke geluids- en verkeerseffecten voor de nabij gelegen woningen aanvaardbaar zijn in het licht van een goede ruimtelijke ordening. Met deze vingerwijzing kan de gemeente aan de slag met het reparatieplan!